Dit is mijn hof
De Hedwigepolder, de beroemdste polder van de lage landen, schrijlings op de Zeeuws-Vlaamse grens, moet en zal onder water worden gezet. De polder is symbool geworden voor het oude boerenland dat moet wijken voor nieuwe natuurgebieden. Dit raakt de bevolking diep in de ziel.
Schrijver Chris de Stoop, boerenzoon uit de streek, keert terug naar de ouderlijke hoeve die van de ene op de andere dag leeg is komen te staan. Terwijl hij de boerderij bestiert, kijkt hij naar het veranderde landschap om zich heen. Hij is zo iemand die nog in vervoering kan raken van een mooi gevormde koe. Hij kan nog lyrisch worden van een vers geploegde akker. Hij kijkt terug op het boerenleven dat het land maakte tot wat het was, duizend jaar lang. En hij kijkt met verbijstering naar het geradbraakte land dat het geworden is.
Een aangrijpend, persoonlijk relaas over het ellendige verdwijnen van de boeren, wat zich nu overal in Europa voordoet, maar nergens zo schrijnend als hier.
Na de edities als hardcover en paperpack verscheen Dit is mijn hof in 2019 ook als pocketboekje in de reeks Dwarsliggers.
——–
‘Een integer en bijwijlen bloedmooi eerbetoon aan zijn geboortegrond en zijn boerenjeugd.’ – De Morgen
‘Een indrukwekkend boek. Misschien wel het meest persoonlijke uit De Stoops rijke oeuvre.’ – De Correspondent
‘Een indringend boek dat het sterven van de boeren als een cultuurstrijd beschrijft die iedereen aanbelangt.’ – Frankfurter Allgemeine Zeitung
“Een persoonlijke relaas, hartverscheurend, ingekaderd in een breder economisch, sociaal en politiek verhaal.’ – Libération
‘Een onthutsend, belangrijk, deemoedig boek. Misschien wel zijn strafste boek.’ – David Van Reybrouck
‘Een voortreffelijk geschreven boek over de waanzin die ontpoldering heet.’ – Wim Brands
Dit is mijn hof (fragment)
Alle vee is nu van de wei en alleen de bulldozer blijft buiten achter in de regen, die gaandeweg overgaat in natte sneeuw. Binnen is het behaaglijk tussen de dampende koeienlijven. Maar we praten niet zoals vroeger met voldoening na over de hele operatie, we rakelen niet eindeloos op hoe hachelijk het wel was en hoe wild ze waren en hoeveel geluk we hadden dat we de beesten weer in de stal kregen, nee.
‘Het boeren is bijna afgelopen,’ zegt mijn broer voor de zoveelste keer, met op zijn gezicht een mengsel van schrik en wrok. ‘Ze willen ons weg.’
‘Nog lang niet,’ zeg ik.
We zwijgen en kijken de stal rond, waarin het verval stilaan merkbaar wordt in de kromme buizen en roestige drinkbakken. De koeien zijn al gaan liggen, dicht bij elkaar, met hun zware koppen op elkaars buik. Ze kijken met glanzende ogen naar ons terug. Hun adem is zichtbaar als wolken stoom. De jonge vaarzen zitten nog vol onrust. Soms kunnen ze het niet houden van de schurft en schuren ze zich tegen de muren. Soms krommen ze hun rug en steken ze hun staart omhoog om pletsend te pissen en te schijten. Het spat tot op ons gezicht.
‘Brave beesten,’ zeg ik verkrampt, om hem te paaien. ‘Een mooi, gesloten en gezond zoogkoeienbedrijf, wat wil een boer nog meer?’
‘Ze hebben de schijterij,’ zegt hij. ‘En de boerderij draait niet meer.’
Uitgeverij De Bezige Bij, Amsterdam, 2015